Grotduiken begint waar de toeristen ophouden

Bladerend in m’n logboek (nr. 0002) zie ik daar op 13 augustus 1977 genoteerd:
Rue de la Falaise nr. 3, 20 minuten op 5 meter diepte.
Beetje vreemde duikplaats, hoe zit dat?

 

Een paar jaar eerder waren we in contact gekomen met de Nederlandse speleo godfather Ed de Brabander (voor zijn vrienden: Het ouwe grijze konijn). Hij leerde ons het echte droge verkennen van grotten. Maar als sportduiker wil je verder als je water tegen komt. We kwamen regelmatig voor sifons te staan en waren natuurlijk bloednieuwsgierig om te weten wat er achter dat water zou liggen. Via een lid van Baracuda in Den Haag kwamen we er achter dat er in Leiden nog iemand was die er hetzelfde over dacht en een prettig contact met Herman de Swart was al snel gelegd.



Het bleek dat we toestemming konden krijgen om in de Ardennen te duiken in de Grotte de Neptune. Toen we daar voor her eerst aankwamen schrokken we wel een beetje want het was een typische toeristen grot met nep watervallen en stalactieten die elders waren gesloopt. Maar toen we aan het eind van het toeristische deel kwamen werd het toch echt wel interessant. Er was kristalhelder water en we wisten niet hoe snel we ons moesten omkleden.

Onze ‘professionele’ uitrusting bestond uit een 7 ltr fles met gewone ademautomaat en een octopus aansluiting. Een tankhelm uit de dump met twee kleine duiklantaarns zorgden voor veiligheid en verlichting en daar werd dan nog een lang touw aan toegevoegd om de weg terug te vinden. We wisten toen echt niet hoe gevaarlijk we bezig waren!
Via buitenlandse duikbladen kwamen we daarna gelukkig in contact met een groep Franse grotduikers die meer ervaring hadden dan wij. We gingen zo snel mogelijk bij hen op bezoek en daar werd ons geleerd dat er heel wat aan onze uitrusting en techniek ontbrak. Er werd in een aantal grotten in het Massif Central fantastisch lekker gedoken. De grotten zaten vol met bleke grotgarnalen die weer de rijke maaltijd vormden voor vetgevreten forellen die uit een naburige kwekerij waren ontsnapt.

De Franse grotduikers waren geen bange jongens en gebruikten soms opvallende technieken. Bij de fameuze mineraalwaterbron van Contrexeville en Vittel had men iets bijzonders bedacht om in de ondergrondse rivier te komen. Het water voor de mineraalwater bottelarij werd met grote kracht omhoog gestuwd door een versmalling in de rotsbodem waardoor een grote stroomsnelheid ontstaat en op de oppervlakte van de plas waar het water in stroomde ontstond een grote waterbult. Daarin zaten de zuigleidingen voor de bottelarij. Door de versmalling ontstaat een gigantische stroomsnelheid waar geen mens tegen in kan zwemmen. De slimme Fransen maakten boven dat omgekeerde fontein een stellage met een simpele lier waaraan een stalen bal hing die normaal bij het slopen van huizen wordt gebruikt. De duiker werd met een karabiner aan de ketting vastgezet en de bol verdween met duiker en al in het zwarte gat. Als je de vernauwing voorbij was kwam je onmiddellijk in een grote zaal en na twee meter merkte je vrijwel niets meer van de stroming zodat de tocht kon beginnen.

Al heel wat wijzer kwamen terug in Nederland waarde enige oefengrot werd geïmproviseerd in de koelwaterleiding van de Zeeuwse electriciteits maatschappij. Er kwamen berichten uit het toenmalige Tsjecho-Slowakije waar intensieve verkenning in prachtige grotten plaatsvonden. Dus met een paar mensen naar Olomouc waar de grotduikers een bijeenkomst organiseerden. Van de grotten daar hebben we fantastisch genoten en we waren vol respect voor de prestaties en technieken van de Tsjechische duikers. Maar oh jé die apparatuur! Russische Podvodnik automaten waarvan de membranen regelmatig bleven hangen. Er werden toen ook nog trimvesten bij het grotduiken gebruikt maar omdat die in dat land niet te koop waren gebruikte men plastic jerrycans die met uitgeademde lucht werden gevuld. Mijnwerkers helmen met slechte kwaliteit duiklampen behoorden ook tot de uitrusting. Kortom; wat apparatuur betreft viel er niet veel te leren. We mogen ons gelukkig prijzen dat in die oertijd geen ongelukken zijn gebeurd Wèl een paar griezelige situaties maar daar bleef het bij.
De grotten in de Belgische Ardennen waren inmiddels voor ons een regelmatig excursiegebied geworden.



En zo kwamen we terecht in de eerder genoemde Rue de la Falaise nr. 3. De eigenaar van dat mooie pandje zat achter een pint in de plaatselijke kroeg op te scheppen dat er een ondergrondse rivier door zijn wijnkelder stroomde. We mochten komen kijken en inderdaad was er een riviertje en na het zwemmen langs enkele andere kelders kwamen we in een reeks erg mooie grotten terecht en konden we een te gekke duikplaats in ons logboek noteren.


Henk van Vlimmeren

Content Management Powered by CuteNews